Studieondersteuning Studentenpsychologen | |||||||
Algemene Studievaardigheden | |||||||
Bestuderen, Leer op een effectieve manier bestuderen | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Leer actief, doelgericht en flexibel studerenTen aanzien van lezen en studeren bestaan twee beruchte, voor iedereen herkenbare misvattingen
Het is zeker niet zo dat alles wat er in een tekst staat even belangrijk is. Zoals er in een zin vaak een heleboel woorden staan die alleen maar dienen om de informatie begrijpelijk te maken, maar die zelf geen informatie bevatten, zo staan er in een tekst vaak minder belangrijk rijke gedeelten. Ga maar na hoe je zelf schrijft: je hebt iets te zeggen en je omkleedt dat 'iets' om het goed duidelijk te maken. Een tekst kent dus hoofd- en bijzaken.
Bij het leerproces zijn twee zaken van belang: het
begrip dat je opdoet en de snelheid waarmee je leest. Snel lezen is op zich niet moeilijk: op het moment dat
je lettertekens, woordvormen en grammatikale constructies
kent, zul je in principe heel snel door een tekst
heen kunnen. De spanning ontstaat op het moment dat je
een tekst ook goed wilt begrijpen. Vrijwel allemaal hebben we 'lineair' leren lezen, dat wil zeggen je begint bij het eerste woord en als je bij de laatste punt bent is de tekst uit. Maar waar gaat het om bij het lezen en bestuderen van studiestof? Dat je de teksten gebruikt afhankelijk van het doel wat je jezelf stelt en/of de eisen die er aan je gesteld worden. Ga bijv. eens na hoe je een krant leest. Zeg je dan ook dat je hem pas uit hebt, nadat je alle beursberichten, alle artikelen en alle advertenties hebt gelezen? Nee, je leest datgene wat je belangrijk vindt, nodig hebt, of interessant vindt. De rest sla je over. Hoe weet je nu wat belangrijk is en wat de grote lijnen zijn. Dat hangt in grote mate af van je doel, de eisen, je voorkennis. De tekst die je gaat lezen is natuurlijk met een bepaald doel geschreven, maar jouw doel hoeft niet overeen te komen met het doel van de schrijver. In de studeersituatie heb je bovendien dikwijls te maken met een dubbel doel: wat je zelf wilt met de studiestof en wat de docent van je wil weten. In het laatste geval heeft je doel direct te maken met de wijze waarop getoetst wordt.
Op basis van je oriëntatie kun je enigszins voorspellen
wat de tekst je biedt, wat je ermee wilt, wat er van je
verwacht wordt, hoe je de tekst wilt bestuderen. Wanneer
je de tekst begint te lezen zijn er in de tekst ook
aanwijzingen, zoals signaalwoorden en sleutelwoorden, te
vinden, waardoor je onderscheid kunt maken in hoofd- en
bijzaken.
Bestuderen van studiestof
Studiestof bestuderen vereist een speciale manier van
lezen: je moet een aantal boeken, syllabi in een bepaalde
tijd zo lezen (en bestuderen) dat je in staat bent de
inhoud weer te geven en/of te herkennen op tentamens.
Nadat men zich georiënteerd heeft op de te bestuderen tekst
(zie Oriëntatie) volgt het intensief lezen. Bestuderen is meer dan
'alleen lezen', het is ook reflecteren, controleren en
stampen. Na het lezen van een afgerond gedeelte van de tekst
(paragraaf, hoofdstuk) en de tussentijdse reflecties over de
stof, volgt de controle. Door aan de hand van vragen na te
gaan of je de stof begrepen hebt, controleer je jezelf.
Tenslotte moeten ook een aantal zaken geleerd worden (stampen).
Alle in dit schema genoemde activiteiten worden
hieronder nader uitgewerkt.
Lees IntensiefIntensief lezen kenmerkt zich door een laag leestempo. Niet alleen omdat je ook steeds reflecteert over de stof maar ook omdat je steeds niet begrepen gedeelten herleest. Je neemt kennis van de inhoud, probeert de stof goed te begrijpen en tot je door te laten dringen. Je kunt tijdens het lezen proberen structuur aan te brengen in de informatie door verbanden te leggen, de stof in een context te plaatsen en in verband te brengen met dat wat je al weet. Door de studiestof op deze manier te structureren en te organiseren kan de informatie gemakkelijker in het geheugen opgeslagen worden. Meer doen dan alleen lezen betekent: onderstrepen, uittreksels maken, samenvattingen schrijven, schema's maken e.d. Echter bij het intensief lezen zal men niet direct alles willen onthouden. Belangrijker is het om de stof eerst volledig te begrijpen en structuur aan te brengen, waardoor men al een groot gedeelte van de stof vanzelf zal onthouden.
HerhaalHet zal iedere student duidelijk zijn dat het herhalen van gelezen studiestof noodzakelijk is. In situaties van tijdnood bijvoorbeeld is het vaak nuttiger een gedeelte van de studiestof opnieuw te bezien i.p.v. nieuwe stof te lezen. Door herhaling van de stof 'beklijft' de informatie. Je kunt dit op verschillende manieren doen. Welke manier je uitkiest is een persoonlijke keuze. Ook kun je op verschillende momenten stoppen met het lezen om de studiestof te overzien. Eigenlijk zou elk moment dat je het overzicht bent kwijtgeraakt een moment moeten zijn om het voorafgaande te herhalen. Maar ook na het lezen van gin alinea, gin paragraaf of gin hoofdstuk is het nuttig de belangrijkste zaken eruit te lichten en samen te vatten. We onderscheiden hier drie activiteiten in het herhalen: reflecteren, controleren en stampen.ReflecteerHieronder wordt verstaan het terugblikken, overzien van de tekst of van gedeelten van de tekst om beter begrip te krijgen van de stof en boven de stof uit te stijgen, waardoor meer verbanden gelegd kunnen worden. Vaak is men na het intensief lezen van een paragraaf, hoofdstuk of boek niet geneigd het gelezene nog eens over te kijken om het geheel te overzien. Als je veel studiestof moet bestuderen ontstaat het overzicht echter niet vanzelf. Wat ontstaat is een veelheid aan kennis over onderwerpen die vaak nieuw zijn, waardoor het gevaar bestaat dat je door de bomen het bos niet meer ziet. Door met een globaal overzicht te beginnen (zie oriëntatie) maak je het jezelf al gemakkelijker. Ten tweede kun je het overzicht zoveel mogelijk bijhouden, door regelmatig terug te kijken en terug te bladeren en voordat je weer begint, te kijken naar het voorafgaande.Tenslotte kun je eindigen met overzicht. Dat betekent dat je eindigt met een reflectie over de stof en probeert de gehele stof in kaart te brengen en te structureren. Op deze wijze wordt je gedwongen na te denken over de stof en de essentie eruit te lichten. Het gaat er in deze reflectiefase niet om dat je de stof uit je hoofd kunt 'opdreunen', het doel is het verkrijgen van begrip en overzicht. Het onthouden van de stof wordt daarmee vergemakkelijkt.
Je kunt reflecteren door
ControleerDe tentamens zijn de momenten waarop je getoetst wordt. Op het tentamen kom je erachter welke onderdelen je kent en welke niet. Op het moment van tentamen doen heeft dit al direkt consequenties voor het tentamenresultaat.Omdat tentamens volgen op een langere periode van zelfstudie en je getentamineerd wordt over grote hoeveelheden studiestof, is het nuttig ook jezelf te toetsen op beheersing van de stof. Jezelf tijdens het bestuderen van de studiestof regelmatig toetsen en controleren, betekent dat je ontdekt dat je bepaalde gedeelten uit de stof nog niet kent, of bijvoorbeeld nooit goed begrepen hebt. Bij herhalen van de stof weet je welke gedeelten je extra aandacht moet geven en welke gedeelten je al goed kent. Door jezelf vragen te stellen over de stof en het opzoeken van de antwoorden, kun je oefenen in het reproduceren van de studiestof. Je leert onderscheid te maken tussen hoofd- en bijzaken en je leert essenties in eigen woorden te herformuleren. Je bent op deze manier vaak meer betrokken bij de studiestof wat bevorderend is voor je concentratie. Bovendien werkt het motiverend als je merkt dat je bepaalde vragen direct foutloos kunt beantwoorden. Bij dit toetsen van jezelf is het wel essentieel dat je controleert of je de juiste antwoorden geeft door bijvoorbeeld gedeelten uit de stof over te lezen.
Je kunt jezelf controleren door
StampenVervolgens zullen er nog bepaalde onderdelen geleerd moeten worden. Een veel gehoorde klacht over tentamens is dat er teveel 'feitjes' worden gevraagd. De wijze van bestudering, die tot nu toe is besproken, moet soms aangevuld worden met het 'stampen van feiten'. Het gaat in deze wijze van bestuderen in eerste instantie om het begrijpen van de stof en het overzien van de stof. Het goed begrijpen van de stof vergemakkelijkt het onthouden. Wanneer je goed begrepen onderdelen niet herhaald bestaat vanzelfsprekend het gevaar dat ze vergeten worden. Stampen van feiten heeft vooral zin wanneer je de context van het geleerde goed in het oog houdt. 'Losse' feiten vergeet je snel of je onthoudt ze zonder te weten waarbij ze thuishoorden. Het heeft eveneens geen zin begrippen uit je hoofd te leren, die je niet echt begrijpt. Dit kost veel tijd en je zult ze weer snel vergeten. Stamp-tips
Maak onderscheid in hoofd- en bijzakenBij de bestudering van de stof gaat het in de eerste plaats om het kunnen onderscheiden van de hoofd- en bijzaken. De essentie van een tekst noemen we die zinnen, waarin de kerngedachte wordt weergegeven, ofwel het centrale thema. Naast de essentie kunnen we de hoofdzaken aangeven, d.w.z. de uitspraken die tezamen het geraamte van de tekst weergeven. Je kunt in een tekst pas goed de hoofdzaken aangeven als je begrepen hebt waar de tekst over gaat en de tekst goed gelezen hebt. De oriëntatie op een tekst kan je al aanwijzingen geven. Bij het grondig bestuderen probeer je de hoofdzaken eruit te lichten, omdat wanneer je deze goed begrijpt en goed in je hoofd hebt zitten, de bijzaken en details gemakkelijk ingevoegd, begrepen en onthouden kunnen worden. De hoofdzaken dienen als het ware als kapstok om de bijzaken en details aan op te hangen. Er zijn moeilijk voorschriften te geven over wat de hoofdzaken in een tekst precies zijn. Waarschijnlijk is de beste omschrijving nog: datgene wat de meeste mensen als onmisbare informatie zien in een tekst zoals: relaties, grondbegrippen, uitgangspunten, conclusies, principes, m.a.w. alles wat samenhang aangeeft. Wat iemand een hoofdzaak vindt hangt nauw samen met het doel, waarmee iemand een tekst leest. Door middel van vergelijkingen met medestudenten die een tekst met hetzelfde doel lezen, kun je ontdekken of de hoofdzaken die jij eruit had gelicht overeenkomen met die van anderen. Je kunt uittreksels, onderstrepingen of samenvattingen met anderen vergelijken en de verschillen en overeenkomsten met elkaar bespreken. In de tekst komen nogal eens herhalingen voor zodat bij het selecteren van hoofdzaken verschillende omschrijvingen uitgeselecteerd worden. Hoofdzaken vind je door selecteren. Veel studenten durven niet te selecteren uit angst juist de belangrijkste zaken weg te laten. Zij hebben de neiging alles belangrijk te vinden. Hierover is het volgende op te merken
Nog een aantal suggesties om onderscheid te maken:
Wanneer de hoofdzaken duidelijk zijn, kunnen details en bijzaken gemakkelijker begrepen en onthouden worden omdat de hoofdzaken als een soort geheugensteuntje kunnen dienen. Het is belangrijk niet zomaar te beginnen met het onthouden van de stof zonder structuur aan te brengen. TekstkenmerkenOm hoofd- en bijzaken te kunnen selecteren dient men ook aandacht te hebben voor bepaalde tekstkenmerken. Uit hoe een tekst is opgebouwd, welke volgorde de schrijver hanteert kan men vaak opmaken wat belangrijk is.Onder tekstkenmerken wordt o.a. verstaan De alinea opbouwOm de betekenis van alinea's duidelijk te maken geven we hieronder een citaat uit 'Studeren kun je leren' van C. Louwerse.
Signaal- en sleutelwoordenOm te bepalen hoe je een tekst kunt lezen, bijv.: wat je globaal kunt lezen en wat je grondig moet lezen, kun je afgaan op kenmer- ken die de tekst je biedt. Het ontdekken van kenmerken, helpt je hoofd- en bijzaken van elkaar te scheiden. Soms springen dergelijke kenmerken direct in het oog; soms moeten we ze opsporen. Om herkenning gemakkelijker te maken maken we een onderscheid in soorten, te weten: signaal- en sleutelwoorden. SZALG2/001/36 - 37 -
SignaalwoordenSignaalwoorden verwijzen naar de vorm van de tekst; ze geven aanwijzingen hoe je de tekst moet lezen. Er zijn verschil- lende soorten
Daarnaast zijn er typografische elementen zoals: alineaindeling, accenten, haakjes, ander lettertype, onderstrepingen, hoofdletters e.d., die eveneens een signaalfunktie hebben.
Oefening 6Lees drie bladzijden uit een studieboek en onderstreep alle signaalwoorden.SleutelwoordenSleutelwoorden zijn woorden of woordgroepen die direkt te maken hebben met het thema, de titel, het onderwerp van de tekst, de inhoud dus.Titels geven vaak deze sleutelwoorden aan en in de tekst wijzen de sleutelwoorden naar de belangrijkste zaken in de tekst. Passages waar veel sleutelwoorden voorkomen, zijn meestal belangrijk in de tekst. Signalen en sleutelwoorden zijn samen te vergelijken met verkeersborden; op een plaats waar veel stoplichten en verkeersborden staan, moet je opletten: ingewikkelde of gevaarlijke situatie. Wat je precies moet doen en waar je op moet letten geven de verkeersborden aan.
Zo ook geven signalen en sleutelwoorden aan wat belangrijk
is. Zij kunnen als je in staat bent om ze te herkennen, een
hulpmiddel zijn om snel te kunnen lezen. Dit bereik je door
in het begin expliciet te oefenen in het zoeken van deze
kenmerken.
Startpunt studievaardigheden |